Selecteer een pagina

Column van Michaela de Groot

Column van Michaela de Groot

Niemand kan je voorbereiden op het verlies van je moeder.
Op het verlies van de kern van je bestaan. Van diegene die aan de absolute basis staat van je leven.

Niemand kan je vertellen hoe het voelt om aan haar sterfbed te zitten en te zien hoe ze steeds verder wegglijdt van hier en uiteindelijk haar laatste adem uitblaast.

 

Precies een jaar geleden stierf mijn mam.
Het is naast de geboorte van mijn kinderen zonder twijfel de meest intense ervaring in mijn leven.

 

Behalve de doordringende rauwheid van de oerpijn die zich door mijn lichaam verspreidde toen zij het leven verliet, ontdekte ik ook iets anders.
Namelijk dat er in een afscheid ook schoonheid schuilt.

In dit afscheid heb ik dat in ieder geval zo gevoeld.

Omdat het een afscheid was dat klopte. Omdat het voelde als een zacht, voltooide circle of life.

De maanden voorafgaand aan haar sterven hadden we, in verband met haar proces van vasculaire dementie, af en toe met haar gesproken over haar wegvarende bootje. Als metafoor voor haar geleidelijke overgang van hier naar daar.

Het had iets schrijnends haar te voelen wegdrijven van ons maar toch voelde het ook mooi. Ze gaf ons op die manier de ruimte om alvast een beetje aan het idee te wennen, een leven zonder haar. Daarbij gaf het haarzelf de kans bewust en zorgvuldig afscheid van ons te kunnen nemen.

Nu was ze, na een herseninfarct, weggezakt in haar bel van onbereikbaarheid. De eerste dag prikten we daar af en toe nog dunnetjes doorheen. Dan reageerde ze heel subtiel op dingen die er om haar heen gebeurden.  Maar mettertijd verdween haar bootje steeds verder uit zicht en veranderde hij op den duur in een stip aan de horizon.
Door dit proces was het mogelijk haar rustig en liefdevol uit te zwaaien. Vooral voor pap was dat zo belangrijk.
Had hij de eerste dag na haar herseninfarct nog in totale ontreddering doorgebracht. Na een nacht aan haar zijde, op een uitklapbed in het ziekenhuis kwam daar in het donker de berusting.
De dag die hierop volgde kon hij haar de ruimte geven om te gaan. Nog altijd met onnoemelijk veel pijn maar met zoveel meer rust en acceptatie. Ik vond het zo knap van hem en het ontroerde me.

In de kleine eenpersoonskamer op afdeling neurologie zaten we dicht om haar heen. Heel natuurlijk veranderden we om de beurt van plek. Dan weer direct aan haar zij op bed, dan op haar voeteneind, in de vensterbank of naast haar bed.

We depten haar bezwete voorhoofd, vette haar lippen in, draaiden haar samen van de ene zij op de andere, drukten zachte kusjes op haar warme wangen, hielden haar koude hand vast, draaiden haar kussen van heet naar koel, streelden over haar haar en praatten tegen haar.
Uur na uur na uur….
Ondertussen dronken we sloten koffie en thee en brandde er op haar nachtkastje, tegen alle ziekenhuisvoorschriften in, een kaars in een grote glazen pot.

Aan haar voeteneind strooide een grote, rode gasballon onafgebroken zijn  ‘I LOVE YOU’ de kamer in.

Alles in die dagen rondom haar sterven voelde zo verbonden.
Als één organische samenhang die vanzelfsprekendheid en kracht uitstraalde.

Op zondagavond 26 januari kwam er een kantelpunt. Mam was ver weg geraakt en had het zichtbaar zwaarder gekregen. Unaniem wisten we dat deze situatie niet lang aankon. Na een gesprek met de arts, vervolgens met elkaar, een telefoontje met een goede vriendin, een snik en een zucht werd besloten om te gaan starten met de morfinepomp.
The point of no return….zo wisten we.
Terwijl verpleegkundigen hiervoor alles rondom haar in orde maakten beleefde ik mijn intenste moment rondom haar afscheid.

Dit is het, voelde ik.

Mijn allerlaatste levende stukje met haar.
Wat een onvoorstelbaar besef!

Ik kroop bij haar op bed, heel dicht tegen haar broze lichaam aan en omhelsde, met alles wat ik had, het hare met heel het mijne. Vanuit het diepst van mijn ziel huilde ik mijn afscheidshuil.
‘Dank je wel lieve mam, voor alles. Dank je wel dat je mijn moeder was!’
Ik kon de woorden met zoveel bezieling en overtuiging uitspreken en huilde met lange uithalen, diepe snikken, snot en tranen. Onverschillig voor dat wat omstanders daar mogelijk van zouden vinden. Dit was mijn afscheid van haar en dat deed ik op mijn manier.

Niet lang nadat er gestart was met de morfine kwamen Tim en Tonje binnen.
Wat was ik blij en dankbaar met hun komst!

Twee dagen lang was het, naast dat pap, Guus en ik er vrijwel continu waren, een zacht komen en gaan geweest van naasten. Mijn prachtige zonen en schoondochters. Hun steun, kracht en hulp met alles was werkelijk groots.
Haar bonus (klein)kinderen.
Ze waren deze dagen in en uit  gefladderd als warme, welkome briesjes.
We droegen dit met elkaar.

En nu zaten we daar, Pap, Guus, Tim, Tonje en ik. In het donker aan haar zij met nog altijd die brandende kaars op haar nachtkastje.
We praatten, waren stil, lachten, zakten even onderuit of tegen elkaar aan.

De sfeer was zacht en gemoedelijk en droeg lichtheid in zich al leunde het afscheid zwaar op mijn hart.
Mam lag rustig op haar rechterzij en voelde steeds verder weg en toch moet er ergens nog bewustzijn hebben gehuisd omdat dat wat volgde haast te wonderlijk was voor woorden.

Omstreeks 12 uur ’s nachts besloten we toch nog even wat te gaan slapen, thuis, om de hoek. Deze situatie kon nog dagen duren, was ons verteld. Pap zou zijn bed weer uitklappen naast dat van mam.

Ik stond op, deed mijn jas aan en boog voorover. ‘Wij gaan nog even wat slapen, lieve mam.’ Ik gaf haar een kus. ‘Morgenochtend vroeg zijn we hier weer. Dag lieverd!’ Ik streek een pluk haar van haar plakkerige voorhoofd naar achteren en kwam overeind.
En toen gebeurde het. Haar ademhaling stokte. Eerst dachten we nog dat we het ons verbeelden, dat het eenmalig was, maar nee. Het werd stil zonder haar hoorbare ademhaling terwijl de laatste stuiptrekkingen als een laatste ademvleug door haar bovenlichaam trokken.

Exact op het moment dat we weg zouden gaan verliet mam het leven.

Ik weet dat er veel mensen zijn die juist overgaan als naasten net niet aanwezig zijn. Omdat het makkelijker loslaat. Zo schijnt. Maar wat paste het bij mijn moeder om juist deze weg te kiezen. Zij, die altijd zo dol was geweest op gezelschap en samenzijn. Zo volop in haar nopjes met kroost en clan dichtbij.
Zoals ze had geleefd zo wilde ze ook sterven.

Samen met ons.

Hier, op deze plek, in dit ziekenhuis, had ze mij 50 jaar eerder het leven gegeven en leidde ik haar op mijn beurt het leven uit. Tegenover mij, mijn 27-jarige zoon. Meer eerstgeborene.
Ooit zou hij waarschijnlijk ook zo aan mijn sterfbed zitten, bedacht ik mij. Nu zit hij hier, met zijn moeder, aan het bed van zijn oma en waren wij met elkaar intens onderdeel van de kringloop van ons bestaan.

Ik verwijderde de tube uit haar neus en samen zaten we om haar heen. De rust die over haar neerdaalde was zo vredig. Er was geen haast om een verpleegkundige te waarschuwen. Zo samenzijn met haar, in deze sereniteit, voelde als een koestering.

Als vanzelf begon Tim te vertellen. Een herinnering aan zijn oma. Hij was een jaar of 13 toen ze eens met hem mee ging om hout te sprokkelen in het bos.
Het was vertederend om te horen.
Zo mooi nu dit, hier, samen.
Ik voelde onvoorstelbaar veel dankbaarheid en trots.

 

 

Dit alles speelde exact een jaar geleden.

We zijn een heel jaar rond zonder haar.

Vier seizoenen van verliesverdriet.

Waarin ik haar iedere dag probeer te vinden

te vinden in knipperende lampen en zacht dwarrelende veertjes.

Vier seizoenen met leegte en gemis.

Maar bovenal met de kracht van de liefde.

Haar liefde.

Met de verbinding die zij maakte en nog altijd maakt.

Die, sterk als hij is, altijd zal blijven bestaan

Binnen onze eeuwigdurende kringloop van het leven.

 

× App Mi!